woensdag 12 januari 2011

Leve de derde generatie


Wel vaker lees ik een Japanse roman (in ’t Nederlands of Engels, dat wel). Soms staat de tekst mijlenver van mij vandaan. Een andere keer raakt hij door de verbeelding van het bekende alsof hij aan de Overtoom is geschreven. Die herkenning kan ook opeens weer weg zijn als er een sprong in het verhaal zit die de afstand weer vergroot.

De roman ‘De hartslag van miljoenen,’ door Kerri Sakamoto voelt vreemd door zijn nabijheid; zijn verstaanbare taal. Het maakt niet uit of het verhaal in Canada of Japan speelt. Steeds is het dichtbij door zijn tederheid, intense lust, contact en afstand, door gebeurtenissen en gedachten. Er wordt door een derde generatie Japanse een brug geslagen die het ook voor mij mogelijk maakt Japan in te lopen.

De kleine dingen die het verhaal voelbaar maken vallen het eerst op. “De woorden ‘bedankt’ en ‘welterusten’ liggen op mijn lippen, ze wachten tot hij ze proeft en in één keer doorslikt. In plaats daarvan knijpt hij met een vochtige hand in de mijne en zegt de woorden zelf.” Langzaam ontwikkelt de relatie tussen hoofdpersoon Miyo en David zich: “‘Ik hou van je,’ fluistert David opeens in de hoorn. Ik wil lachen maar ik kan het niet. Mijn ogen vullen zich met tranen, van schrik, van dankbaarheid. En van meer, maar ik weet niet wat.” De eerste vrijpartij eindigt met: “Hij zakt even op me neer, leeg en zwaar, zijn hoofd naast het mijne. Zijn krullen liggen op mijn wangen, een grappig kietelend gevoel. Hij komt omhoog en probeert zich los te maken, maar ik grijp hem vast, het voelt onnatuurlijke om nu al uit elkaar te gaan.” Het is onmogelijk die ontluikende liefde in zijn geheel te beschrijven, maar ik werd er door geboeid, wegens de fijne elementen die er een rol in spelen.

Die tedere aandacht gaat ook uit naar Miyo’s vader, Masao. Hij was de enige die voor haar zorgde, dag in dag uit, uit plichtsgevoel. Masao is een meelijwekkende zoon van een Japanse arbeidsmigrant. Hij leeft teruggetrokken en stil aan de rand van de Canadese samenleving. Hij was soldaat in de Tweede Wereldoorlog. In het Japanse leger. Het intrigeert David. Hij stimuleert Miyo op zoek te gaan naar het verhaal achter het uniform.

De dood van Masao en een ontmoeting met zijn tweede vrouw, Setsuku, brengt Miyo naar Japan om haar halfzus te ontmoeten. Ze wist voor de dood van haar vader niet eens van haar bestaan. Hij vermeed elk contact met zijn Japanse dochter.

Bij Hanako gaat niets langzaam. Alles gaat met een temperament door de dood gedreven zo intens. Of het gaat niet. Obsessief zouden mensen haar levensinstelling kunnen noemen, ik hou het op gedreven. Maar ook hier is voor fijngevoeligheid heel nadrukkelijk een plaats ingeruimd. “We zijn van dezelfde botten gemaakt,” vat het elkaar zoeken, grijpen en aftasten - en meer dan dat - vanaf de eerste ontmoeting samen.

Vanuit het samen komen van Miyo, Hanako en Setsuku ontspint zich een verhaal over het oorlogsverleden. Want dat is het hete hangijzer van het boek; de verering van de tokkotai, de kamikaze piloten, die in naam van de keizer dood en verderf zaaiden en ook zelf de dood vonden. Ze lieten jonge liefdes of weduwen achter als zij zich te pletter vlogen of voeren. Om dat te verwerken blijft een groep vrouwen vele jaren later hun mannen vereren. In nette kleren gestoken komen ze bij elkaar in de Yasukuni-tempel op de dag dat de kersenbloemsem (Sakura, 桜んぼ) bloeit. De as van Masao moet daar begraven worden bij die tempel. De laatste eer aan hem en de keizer.

Het is een moeilijk onderwerp om te beschrijven en vanuit de positie van de weduwen misschien nog wel het moeilijkste. Het is zwaar gepolitiseerd, maar hier wordt het ook nog gebracht naar de personen die er heel dichtbij staan, de achtergeblevenen.
In Oost en Zuidoost Azië wordt Japan nog steeds gewantrouwd en verafschuwd wegens het oorlogsverleden. Iedere oprisping van het Japanse nationalisme wordt met protesten begroet in het land zelf, maar ook tot ver daarbuiten. De Japanse verschrikkingen zijn nog niet vergeten. Dat is noodzakelijk want in Japan zijn er invloedrijke krachten die dit nationalisme weer in ere willen herstellen.

De helden verering bij de Yasakuni-tempel speelt binnen dit Japanse nationalisme een belangrijke rol. ‘De hartslag van miljoenen’, duikt dus midden in de ellende. Echter zonder te verdrinken. Maar ook zonder zwaar moralistisch en grof afstand te nemen. Als een chirurg ontleed Sakamoto de heuvel, zijn tempels en de tokkotai. Opstellingen in het museum worden zo beschreven dat de krankzinnigheid duidelijk wordt. Haar vader, o schande, had zich onttrokken aan de laatste vlucht: “Mas had wel beter geweten. Hij was slim en hield zich gedeisd en hij werkte, en begreep hoe de dingen in elkaar zaten. Hij deed altijd wat gedaan moest worden, zonder er veel voor terug te verwachten. Maar zou hij ooit dwaas genoeg geweest zijn om zijn hele leven op te geven voor niets, zomaar? Voor een land dat niet echt het zijne was en hem niet accepteerde zoals hij was? Japan had nooit in hem geloofd. Misschien had hij ervoor gekozen niet in Japan te geloven.” Hier wordt niet alleen een belangrijke ontdekking over haar vader en de positie van een terugkerende emigranten zoon beschreven, maar ook de dwaasheid en onzinnigheid van het systeem.

Die dwaasheid wordt ook beschreven aan de hand van de opstelling in het museum over de Kamikaze torpedoman: “Na de oorlog was hij gevonden op de bodem van de oceaan. ‘Hij kon zijn doel niet vinden,’ (…) ‘Hij bleef zitten en stikte.’ ‘Ze zijn gek,’ fluisterde Miyo, hoewel ze niet precies wist wie ‘ze’ waren.” Met de woorden uit een tragische briefwisseling, bijna aan het einde van het boek, wordt fijnzinnig een nog grotere afstand genomen. Uiteindelijk gaat Masao’s as mee terug naar Canada.

Sakamoto kijkt naar de verschrikkingen van de oorlog. Ze kan het daarbij niet laten te wijzen op de oorlogsmisdaden van de ‘geallieerden’. “Slechts enkele maanden voor de capitulatie waren er ’s nachts honderden B-29’s gekomen, en er werd gezegd dat er tegen de ochtend honderdduizend mensen waren omgekomen – alsof de getallen magisch, mystiek waren. Alle huizen van hout en papier gingen in vlammen op, maar de mensen in de huizen stierven langzaam – het waren er niet zoveel als in Hiroshima, maar meer dan in Nagasaki.” Ik moet denken aan de bombardementen op de Duitse steden. Het bombardement op Tokio komt pas dichterbij als ik aan Keulen of Dresden denk.

Kerri Sakamoto heeft Japan toch weer dichterbij gebracht, inclusief een beeld op een gevoelig stuk geschiedenis. Dat alles in een boek vol met om elkaar heen dansende, elkaar in de weg zittende en soms ook elkaar helpende mensen. Soms doet het pijn, maar toch leg ik het met een prettig gevoel weg en besloot vier maanden geleden er een blog over te schrijven. Dit.




Muziek van Hiromi Uehara, ‘sakura sakura’

Geschreven voor Volkskrantblog 22 december 2008

Passie voor Vrede (5/9/9)
Walgelijk (over oorlogscultuur) (28/3/9)
Botsen tegen een muur (8/3/9)
een klein meisje verweert zich (31/1/9)
Onmetelijke rijkdom (17/11/8)
Wapens of Ontwikkeling (23/10/8)
Dood op bestelling (17/10/8)
De beschavingsoorlog (29/9/8) '
Niet iedereen kan stenen gooien (23/9/8)
Europese namen voor de wereld (19/9/8)
Fred Spijkers: eenling in gevecht met de staat (12/9/8)

1 opmerking:

Anoniem zei

Pracht van een recensie, al is dat een wat dunnig woord voor dit portret van een boek, een land, een geschiedenis, een cultuur, een era. Dank.